Uw Ubbo ervaring

1919-1929 De moeizame start van de jaren ‘20

Behoefte aan geschoolde arbeid

In de aanloop naar de jaren ’20 werd de zogenaamde schoolstrijd met de ‘pacificatie’ afgesloten; vanaf dat moment was er volledige financiële gelijkstelling van het openbaar en het bijzonder onderwijs. De groei van de industrie en de arbeidersbeweging bracht daarnaast de sociale wetgeving op gang. De strijd van de liberalen voor kiesrechtuitbreiding leidde in 1917 tot algemeen mannenkiesrecht en in 1919 tot het vrouwenkiesrecht. Bij deze kwesties stonden politieke partijen lijnrecht tegenover elkaar. De politieke verdeeldheid uitte zich in de maatschappij in steeds hechtere en meer herkenbare subculturen met eigen gewoonten, verenigingen en burgerlijke normen. De ‘verzuiling’ werd geboren.             

De ontwikkeling van de Groninger Veenkoloniën zette in die tijd nog door. De kanalen waren drukbezet met schepen en er verrezen fabrieken zoals de strokarton-, aardappelmeel-, en steenfabrieken. De agrarische sector profiteerde van de ontwikkeling van de kunstmest.

De industrialisatie had de vraag naar geschoold personeel doen toenemen. In 1900 bestonden in Nederland zestig Hogere Burgerscholen, gestoeld op de model-hbs’en van Thorbecke, die bovendien flink gesubsidieerd werden door het rijk. In Stadskanaal ontstonden rond dezelfde tijd twee comités: een voor een Rijks hbs onder leiding van industrieel H.A. Somer en één voor een christelijke hbs op initiatie van gereformeerd predikant H.J. Heida. Uiteindelijk boekte laatstgenoemd comité succes: op 3 september 1919 opende een christelijke hbs haar deuren in villa Van Deest in Drouwenermond.

Die eerste jaren waren zwaar, maar de ambitie was groot: het was moeilijk om bevoegde docenten te vinden (in de keuze werd de gereformeerde grondslag ook niet langer als harde eis doorgevoerd), er was geen geschikte woonruimte voor de docenten, en de financiële toestand was nijpend. Toch lukte het om in 1926 het nieuwe schoolgebouw aan de Stationslaan te bouwen, dat op 19 mei feestelijk werd geopend.

1930-1939 - De crisis van de jaren ‘30

Een verlaten platteland

Nederland was in de jaren ’30 een verzuild land met een conservatieve mentaliteit. De Eerste Wereldoorlog was aan Nederland voorbij gegaan. Gelukkig, zou je denken, maar het zorgde wel voor een moderniseringsachterstand, omdat hier de oorlogsindustrie nooit op gang was gekomen.

In 1929 stortte de aandelenmarkt op Wallstreet in. Ook in Nederland werden in de daaropvolgende jaren de gevolgen van deze Beurskrach gevoeld: faillissementen, stijgende werkloosheid en toenemende armoede. De regering kwam traag in actie. De crisis werd ervaren als een koortsachtige ziekte, die je langzaam moest uitzieken. Ook het onderwijs ontkwam niet aan de bezuinigingen.

De politiek versplinterde en de burgers begonnen te twijfelen aan de kracht van de parlementaire democratie. Aan de verkiezingen in 1933 deden 54 partijen en kleine partijtjes mee. Ondertussen verzamelde de NSB een kleine rechtse aanhang en wist Hitler in buurland Duitsland 44% van de stemmen te halen.

Ook de landbouw had zwaar te lijden onder de crisis. Veel mensen vertrokken uit Oost-Groningen naar bijvoorbeeld Eindhoven en Zuid-Holland, in de hoop werk te vinden bij Philips of in de scheepswerven. ‘Het bruine goud’, de turf, werd steeds vaker vervangen door steenkool. Vrachtvervoer over de weg won het van de scheepvaart. Het leerlingenaantal op de hbs daalde als gevolg van de migratie. Op 1 juni 1929 waren er slechts 72 leerlingen en veertien docenten aan de school verbonden.

Toch waren er zeker ook positieve ontwikkelingen: de hbs vierde haar eerste jubileum (12,5 jaar), de leerlingenaantallen begonnen weer te stijgen in de loop van het decennium, de financiële toestand van de school bleef stabiel en er werd in 1938 een literair-economische afdeling op school opgericht, een A-afdeling.

Heeft de crisis de herinneringen van leerlingen uit die tijd gekleurd? Hoe zag Stadskanaal er in die jaren uit? En hoe hield de dorpsgemeenschap zichzelf staande?

1940-1949 - De onrust van de jaren ‘40

Andere voeten in hetzelfde stro

De jaren ’40 zijn de jaren van oorlog en wederopbouw. Vanaf de meidagen van 1940 werd Nederland vijf jaar geleid door een nationaalsocialistisch bestuur. De Nederlandse industrie en agrarische sector produceerden tijdens de Tweede Wereldoorlog op grote schaal voor Duitsland. Vele Nederlandse mannen werden tewerkgesteld in het buurland.

De bezetter probeerde het nationaalsocialisme als ideologie te verspreiden, eerst op coulante, later op hardhandige wijze. Onder de Nederlandse bevolking bestonden collaboratie en verzet naast elkaar. Het nationaalsocialisme eiste uiteindelijk vele slachtoffers: joden (75% van het totale aantal in Nederland werd gedeporteerd), Roma, Sinti, homoseksuelen, Jehova’s getuigen en geestelijk gehandicapten. Daarnaast zorgde de oorlog voor schaarste; van voedsel, materiaal en brandstof.

Na de Hongerwinter en de bevrijding in het voorjaar van 1945, richtte Nederland zich op de wederopbouw. Een drang tot vernieuwing klonk spoedig door in het politieke bestel, maar uiteindelijk bleven de vertrouwde zuilen gewoon bestaan. Na de politionele acties overzee, werd het voormalige Nederlands-Indië in 1949 – in elk geval op papier – een onafhankelijke eenheidsstaat.

De oorlog werd overal gevoeld, ook in Oost-Groningen. Wat schaarste betreft, had men het hier echter relatief goed; de vele landbouwgrond was een zegen.

De geschiedenis van het hbs-gebouw in deze tijd laat zien dat de oorlog vele gezichten gehad heeft. Zo lang als mogelijk was, diende het gebouw als schoolgebouw. Tijdens de Hongerwinter heeft de hbs als eerste opvanglocatie voor de kinderen uit het westen van het land gefungeerd. De klaslokalen lagen in die dagen bedekt met stro. In diezelfde maand deed het gebouw ook dienst als opvanglocatie voor de NSB’ers die na Dolle Dinsdag naar Duitsland waren gevlucht en weer teruggestuurd waren naar Nederland. Ook na de bevrijding kwam deze laatste groep nog eenmaal in de school, nadat ze waren opgepakt.

1950-1959 - De zuinigheid en voorspoed van de jaren ‘50

Een impuls voor de regio

Door de onafhankelijkheid van Nederlands-Indië was het Marshallplan van cruciaal belang voor de wederopbouw van Nederland in de jaren ’50. Wederopbouw betekende: hard werken en zuinig leven, want vele producten bleven nog lange tijd schaars of waren erg duur (zoals koffie en thee). De woningnood was hoog, jongeren bleven lang bij hun ouders wonen. Industrialisatie en export stonden hoog op de agenda, evenals de mechanisering van de landbouw. Willem Drees legde in deze jaren de basis voor de verzorgingsstaat. Ook kwamen in deze jaren de emigratiestromen op gang. De VS, Canada, Australië, Zuid-Afrika: daar gloorde licht aan de horizon.

De sobere levensstijl zorgde vanaf halverwege de jaren ‘50 voor werkgelegenheid, een welvaartsexplosie en ook voor een gevoel van ‘maakbaarheid’. De VS werden het toonbeeld van die maakbaarheid. Niet alles wat uit de VS kwam werd door alle generaties even goed ontvangen. Met de rock-‘n-roll hype kwamen de eerste generatieverschillen aan het licht. De muziek waar de zoons en dochters uitzinnig op dansten, werd door hun vaders en moeders angstvallig aanschouwd.

In Stadskanaal woonden aan het begin van de jaren ’50 amper 17.000 mensen. De landbouwmechanisatie verminderde het aantal arbeidsplaatsen, de binnenvaart stagneerde verder; dat leverde een werkloosheidspercentage van 25% op. Halverwege het decennium kwam daar echter verandering in, doordat de overheid deze plaats als ‘industriekern’ markeerde. In 1955 vestigde Philips zich in Stadskanaal, een welkome impuls voor de regio én voor de hbs. 

In zeer korte tijd liep het leerlingaantal van de hbs op, wat zorgde voor parallelklassen en een hoog percentage onbevoegde docenten. De prille gymnasiumklas (1947) groeide door tot 21 leerlingen. Het culturele leven begon te bloeien: sportdagen, schoolkrant De Schakel, gymnasium en hbs clubs, jeugdconcerten en zangkoren, een bibliotheek, schoolavonden vulden de school. Stadskanaal groeide uit tot de tweede gemeente in de provincie Groningen.

1960-1969 - De confrontatie en vernieuwing van de jaren ‘60

Leve de verandering

De jaren ’60 worden in de herinnering gedomineerd door een atmosfeer van verandering: vertrouwde verhoudingen werden verbroken, traditionele normen en waarden stonden ter discussie. De welvaartsexplosie van de jaren ’50 zette aan het begin van de jaren ’60 door. Hierdoor werden luxegoederen zoals huishoudelijke machines, auto, en televisie toegankelijk voor de massa. De ontdekking van de gasbel in Slochteren versterkte het vertrouwen in de toekomst.

Door verdere ontwikkeling van de verzorgingsstaat boette de functie van de zuilen in. Daarnaast ontstonden er binnen de zuilen generatieconflicten die de vaste overtuigingen aan het wankelen brachten. Dat generatieconflict uitte zich ook in de opkomst van de jeugdculturen. De ‘nozems’, ‘hippies’ en ‘provo’s’ zetten zich openlijk en fel af tegen hun ouders en de samenleving. De drie grote confessionele partijen verloren aanzienlijk veel stemmen en zetels.

De welvaart in Oost-Groningen was ook duidelijk waarneembaar. De komst van Philips gaf een impuls aan de woningbouw, er verschenen een theater, bibliotheek en muziekschool. Van een spoorverbinding met Assen en Groningen voor personenvervoer kwam helaas niets terecht. Wel werd een vliegstrook voor Philips aangelegd, en in 1963 begon men met de bouw van een sporthal. Het ziekenhuis (waarvoor de eerste plannen overigens al in 1947 aanwezig waren) werd in 1969 geopend.

Dit decennium veranderde de hbs van buiten en binnen. Door de groeiende welvaart werd onderwijs voor een steeds grotere groep mensen toegankelijk. Het toenemende aantal leerlingen noopte het schoolbestuur plannen te maken voor uitbreiding. In 1965 werd het vernieuwde schoolgebouw geopend, vanaf dat moment ‘Ubbo Emmius’ genaamd. Door de Mammoetwet van 1968 vervingen de havo en het vwo de A- en B-afdeling van de hbs. En ook de gecommitteerden waren niet meer nodig bij het mondeling eindexamen. Van nu af aan legden leerlingen schriftelijke school- en eindexamens af van vakken die ze zelf hadden mogen kiezen.

1970-1979 - De balans tussen hiërarchie en vrijheid van de jaren ‘70

Laat van je horen

De jaren ’70 staan bekend als jaren van een nieuwe onafhankelijkheid. Mensen eisten hun vrijheid op: op het werk, op school, op straat, in huis. In huis werd je verrast door kleurige interieurs met groen, oranje en paars. Nieuwbouwwijken verrezen, de consumptiemaatschappij nam een vlucht. Er werd met een onafhankelijke stem geprotesteerd tegen de misstanden in de wereld: tegen de neutronenbom, tegen de oorlog in Vietnam, tegen de dictatuur in Chili, tegen vrouwenonderdrukking (denk aan de Dolle Mina’s).

Maar er was ook een keerzijde. In de jaren ’70 kwam een einde aan een lange periode van economische groei en vrijwel volledige werkgelegenheid die na de Tweede Wereldoorlog begonnen was. De belangrijkste aanleiding hiervoor waren de oliecrises in 1973 en 1979, met inflatie en stagnatie van de economie tot gevolg. In de politiek polariseerden links en rechts. De ontzuiling was een feit. De christelijke partijen verenigden zich in een middenpartij, het CDA en zochten uiteindelijk de samenwerking met de VVD om de crisis het hoofd te bieden.

Door de democratisering van het onderwijs en de onderwijsvernieuwingen van de Mammoetwet, nam de werkdruk van het onderwijzend personeel van het Ubbo Emmius lyceum verder toe. Er moesten noodlokalen komen om de groeiende leerlingenaantallen te huisvesten. De onderwijsvernieuwingen werden niet zonder protest onthaald; het engagement was ook in Groningen voelbaar. En niet alleen onder het personeel. Leerlingen lieten steeds meer van zich horen. In het leerlingenblad De Schakel (al snel veranderd in Ubbode) vonden politiek geëngageerde leerlingen een podium over onderwerpen als apartheid, ontwikkelingshulp, de bewapeningswedloop, maar ook het rookbeleid op school.

Er werd naar een balans gezocht tussen hiërarchie en vrijheid. Dat ging niet zonder slag of stoot. Zo tekenden veel ouders protest aan toen er initiatieven ontstonden om seksuele voorlichting te geven op school. Wellicht dat de nieuwe generatie docenten de mondige leerlingen de baas konden?

1980-1989 - Het doemdenken van de jaren ‘80

Geen toekomst meer

Het stimuleringsbeleid van de overheid in de jaren ’70 leidde in het decennium erna tot een andere economische strategie. Premier Ruud Lubbers’ voornaamste taak was om naast het tegengaan van stijgende werkloosheid en de krimp van de economie ook de overheidsfinanciën te saneren. Dat gebeurde door middel van arbeidstijdverkorting en loonmatiging. De overheid nam meer afstand: belastingen, sociale premies en uitkeringen werden verlaagd, uitkeringstermijnen werden verkort, het bedrijfsleven kreeg meer vrijheden en overheidsbedrijven werden geprivatiseerd.

De sociale component in het beleid werd echter verwaarloosd. De werkloosheid bleef zodoende tot halverwege de jaren tachtig groeien. Pas tegen het eind van de jaren tachtig trok de economie weer aan. Het bedrijfsleven had een sterke positie verworven in de Nederlandse samenleving en was krachtig en gezond. Met de val van de Berlijnse Muur leek er definitief een einde te komen aan de jaren van economische malaise.

De bezuinigingen, die uiteraard ook het onderwijs raakten, leidden tot protesten. Daarnaast liepen de leerlingenaantallen terug, docenten kregen urenvermindering en er dreigden ontslagen. De leerlingen hadden een sombere toekomst in het vooruitzicht: geen werk, geen woning, geen idealen. De ‘no future’ generatie liet die ontevredenheid merken, al was ze sterk verdeeld in verschillende sociale bewegingen met eigen idealen.

In het onderwijs werden echter ook enkele ontwikkelingen in gang gezet. Regionale samenwerking kwam – ook mede door de dalende leerlingaantallen – op de agenda te staan, maar leidde vooralsnog niet tot resultaat. De christelijke identiteit was leidend in deze keuze.

Op het lyceum deed de computer zijn intrede en werden er voor het eerst computerlessen gegeven. Docenten in opleiding volgden didactiek en pedagogiek om de ‘jeugd van tegenwoordig’ met de juiste bagage te kunnen onderwijzen. 

1990-1999 - Het toekomstgeloof van de jaren ‘90

De kracht van de samenwerking

De sociale impuls die de overheid in de jaren ’80 nog miste, werd begin jaren ’90 door een reeks regelingen en wetten van kabinet-Lubbers gecompenseerd. Dat betekende echter niet dat de werkloosheid in dit decennium meteen daalde. De urgentie van actuele kwesties als de uitkeringen, de bedreigde AOW, de werkloosheid, de grote instroom van asielzoekers en criminaliteit bepaalde het stemgedrag van de kiezer. Ideologie en affiniteit met een politieke partij speelden minder een rol dan de aantrekkingskracht van de lijsttrekker.

De val van de Muur gaf een impuls aan de internationale handel. Nieuwe afzetgebieden, lage loonarbeid en handelsrelaties werden beschikbaar. De Nederlandse markt leek te klein voor de ‘nieuwe wereld’. Schaalvergroting en fusies waren het gevolg. De economie begon te groeien: een stijgend aantal tweeverdieners, stijgende woningprijzen, hoge hypotheken en kredieten; de vrije markt kreeg vrij spel.

Oost-Groningen kwam de economische tegenslag van de jaren ’80 maar moeilijk te boven. Er leek geen groei meer te zitten in de regio. De inwoneraantallen in de regio waren gestagneerd. Bij Philips werd een dalende lijn ingezet. Een aantal productielijnen werden overgeplaatst naar lage loonlanden. Hoewel van economisch verlies geen sprake meer was, investeerde Philips in de jaren ‘90 niet langer; ontslagronde volgde op ontslagronde.

De positie van Ubbo Emmius werd enigszins aan het wankelen gebracht door de komst van een openbaar atheneum in 1990. Dat maakte de onderhandelingen over een brede christelijke scholengemeenschap opnieuw actueel. In 1991 leidde dat tot een fusie met mavo De Steiger, in 1993 volgden De Rensel in Winschoten en de Ludger mavo in Veendam. Vanaf dat moment was Ubbo Emmius een protestants-christelijk en rooms-katholieke scholengemeenschap.

Naast bestuurlijke vernieuwing, stonden er in de jaren ’90 ook weer enkele onderwijsvernieuwingen op stapel. Denk aan de wet op basisvorming, waarin werd vastgesteld dat alle leerlingen ongeacht hun niveau in de eerste drie jaar van hun middelbare schooltijd dezelfde vakken kregen. Met de Tweede Fase van 1998 veranderde het vrije vakkenpakket in profielen, er kwamen nieuwe vakken bij en zelfstudie in het zogenaamde ‘studiehuis’ werd de norm. In 1999 deed ook het vmbo zijn intrede. Was er in die nieuwe wereld wel plaats voor de gabbers, alto’s en kakkers?

2000-2009 - De angst voor de onbekende toekomst in de jaren ‘00

Zelfstandigheid en zelfstudie

Het nieuwe millennium begon al met angst: angst voor de ‘millenniumbug’. Na 11 september 2001 kwamen daar angst voor terreur, voor aanslagen en fundamentalisme bij. In Nederland werd de angst gevoed door de moord op politicus Pim Fortuyn en op filmmaker Theo van Gogh. Zorgen over de komst van allochtonen, de tolerantie van de Nederlanders en de ‘multiculturele samenleving’ bestonden al langer, maar werden in het eerste decennium van het nieuwe millennium een centraal onderwerp op de politieke agenda.

De tweede politieke uitdaging startte in de zomer van 2007: de kredietcrisis. Banken dreigden de vallen, het vertrouwen in de economie daalde en de huizenmarkt stortte in. Ook in Nederland zorgde dit voor overheidsingrijpen om de ergste klappen van de crisis op te vangen. Het begrotingstekort dat op deze manier ontstond, leidde uiteindelijk tot een recessie.

Het nieuwe millennium zette de inwoners van Oost-Groningen voor nieuwe problemen. Philips sloot permanent de deuren, de inwonersaantallen bleven steken en de vergrijzing zette in. Het zou nog enige jaren duren voordat ‘de krimp’ in de scholen ook daadwerkelijk voelbaar werd.

De invoering van de Tweede Fase zorgde vooralsnog voor een vernieuwingsimpuls. Aan de Stationslaan werden de noodlokalen die in de jaren ’70 waren geplaatst bijvoorbeeld vervangen door nieuwbouw. Daarbij werd rekening gehouden met de nieuwe visie op onderwijs: meer ruimtes voor zelfstudie, voor eigen onderzoek en het ontwikkelen van vaardigheden. De zogenaamde ‘sciencefloor’ was het pronkstuk van de verbouwing.

Technologie nam een belangrijke plaats in in de school en het sociale leven buiten de school. In ieder huishouden verscheen een computer, met tekstverwerking en internet. Op school werd het dringen voor de pc’s in de mediatheek. Daarnaast deden de mobiele telefoons hun intrede. Informatie was toegankelijk voor iedereen op ieder moment.

 

2010 -2019 - Samen staan we sterk in de jaren '10

Een geschiedenis in ontwikkeling.